Dr. G.J. van Hoytema Stichting
|
||||
![]() |
||||
|
![]() |
![]() Een wegraking, wat nu?Plaats: Universiteit Twente te Enschede, gebouw de Vrijhof Datum: 13 maart 2009 Tijd: 9.00-16.30 uur Kosten: € 95,00. Voor artsen in opleiding € 50,00 Toelichting Syncope, an intergrative physiological approach Proefschrift dr. R.D. Thijs d.d. 24-9-2008 Een kortdurend bewustzijnsverlies is een veelvoorkomend klinisch probleem met een uitgebreide differentiële diagnose en betrokkenheid van verscheidene specialismen. Het klinische spectrum van een voorbijgaande bewusteloosheid omvat circulatoire, metabole en neurologische stoornissen, en externe oorzaken zoals trauma of medicatie. Een wegraking wordt gedefiniëerd als een kortdurend bewustzijnsverlies met spontaan herstel en zonder externe oorzaak. Een wegraking komt veel voor: in de algemene bevolking maakt 40% eens in zijn leven tenminste een wegraking door; de prevalentie van wegrakingen op de spoedeisende hulp is ongeveer 1-3%. De belangrijkste oorzaken van wegrakingen zijn vasovagale syncope en een gegeneraliseerd tonisch-clonisch insult. Bij de analyse zal echter ook rekening gehouden moeten worden met zeldzamere oorzaken van flauwvallen, zoals ritmestoornissen, gegeven de verhoogde mortaliteit bij deze groep patiënten. De anamnese is het belangrijkste instrument om een juist onderscheid te maken tussen de verschillende ziektebeelden. Toch is het in de praktijk soms best lastig om een diagnose te stellen omdat er vaak cruciale informatie ontbreekt: het is niet altijd duidelijk of de patiënt echt bewusteloos was en er is vaak geen ooggetuigenverslag beschikbaar. Bovendien is het niet altijd duidelijk of de patiënt naar een specialist verwezen moet worden en bij welk specialisme een patiënt thuis hoort. Dit symposium gaat nader in op deze praktische dilemma’s. De differentiële diagnose van wegrakingen wordt op dit symposium uitgebreid door diverse specialisten belicht. De presentaties worden steeds voorzien van duidelijke adviezen voor de dagelijkse praktijk en zullen geïllustreerd worden met casuïstiek en waar mogelijk met videomateriaal. Doelgroepen: internisten, geriaters, neurologen, huisartsen en andere belangstellenden.
|
|