|
||||
![]() |
||||
|
|
![]() |
![]()
Plaats: De Vrijhof (gebouw 47), Universiteit Twente te Enschede Datum: 24 juni 2004 Tijd: 12.30-18.30 Kosten: € 45.00 Welkom op een bijzonder symposium. Waarom bijzonder? In de afgelopen tien jaar is mevrouw B.A. Kluft - de Haas met verve de voorzitter van onze stichting geweest, haar inzet was tomeloos, haar betrokkenheid groots. Naast deze functie heeft zij zich vol passie en overgave ingezet voor een goede palliatieve zorg in Nederland. Met name de vrijwilligershanden aan het bed hadden haar belangstelling: als geen ander was zij zich ervan bewust dat de vrijwilliger een rol van groot belang speelde in het terminaal proces - niet ná, maar naast de huisarts en geestelijk verzorger. En altijd streefde zij ernaar een grote deskundigheid aan het sterfbed te combineren met een warm hart. Daarom, omdat haar eigen hart zo duidelijk bij de palliatieve zorg ligt, was het voor ons niet moeilijk om te bedenken waarmee we haar een plezier zouden doen. Dit symposium is ons afscheidscadeau aan haar. Als een leven ten einde loopt en er geen hoop meer is op genezing, is het tijd om de bakens te verzetten en onder ogen te zien dat het perspectief zowel voor patiënt als voor hulplener definitief is veranderd. Voor de patiënt breekt er een tijd aan van het al dan niet accepteren van de naderende dood, voor de hulpverlener is de behandeling niet langer gericht op genezing. Het symposium van vandaag gaat in op de knelpunten en dilemma’s die kunnen optreden tijdens die veranderingsprocessen. De patiënt… is degene die steeds nadrukkelijker beseft dat zijn sterven dichterbij komt. Niet langer is de hoop gericht op genezing, maar meer op een nog enigszins draaglijk leven. Ondanks alles koestert hij nog vaak het leven en is hij eraan gehecht. Hij hoopt op een waardige, rustige manier van sterven. Idealiter is in dit proces de patiënt de dirigent, hij bepaalt wat er gebeurt. Hij hecht aan de autonomie in zijn leven en houdt de regie in handen. Hij kiest bewust voor de invulling van deze laatste periode van zijn leven, hij weet welke ambities hij nog heeft, met wie hij bij voorkeur optrekt, met wie hij lief en leed deelt, wat hij nog mee wil maken. Hij stuurt in feite de zorg. De praktijk leert evenwel dat de patiënt in deze laatste levensfase moeite heeft met de autonome rol waar hij recht op heeft. Afnemende geestelijke en lichamelijke krachten maken het hem steeds moeilijker precies te verwoorden wat hij wil. Bovendien kan een existentiële angst voor de naderende dood, al dan niet gekleurd door het persoonlijk geloofsleven van de patiënt, een verlammende werking hebben. Tenslotte is het vaak zwaar om het leven en dierbaren los te moeten laten. Al met al is een terminaal proces veeleisend voor een patiënt, vooral vanwege de spagaat waarin hij zich begeeft: autonoom en sterk geestelijk mogen optreden, in een in elk geval fysiek steeds krachtelozer periode. De hulpverlener… is degene die moet werken vanuit het indringende besef dat hij geen genezing meer kan bieden, maar slechts het lijden kan verzachten. Zijn hoop is erop gericht de patiënt tot het einde toe tot steun te kunnen zijn en troost te kunnen bieden. De hulpverlener weet dat hem in deze fase vaak weinig tijd gegund is voor het opbouwen van een goede relatie. Die tijdsdruk kan belastend zijn voor de hulpverlener en vraagt medewerking van beide kanten. De hulpverlener wil professioneel en betrokken inspelen op de wensen die er bij zijn patiënt leven en hij doet er zijn uiterste best voor om zijn patiënt de gewenste zorg te bieden. Dat vraagt niet alleen veel van zijn inlevingsvermogen en relationele kwaliteiten, maar geeft ook het dilemma aan: hij zet zijn deskundigheid en inlevingsvermogen volledig in voor een draaglijk en zinvol leven voor zijn patiënt; terwijl die zelf –zeker in het laatste stadium- niet langer in staat is het heft in eigen handen te nemen, noch aan kan geven wat hij wil. Dit symposium behandelt de dilemma’s. Twee inleiders, een theoloog/filosoof en een medisch ethicus, schetsen een kader waarbinnen de zorgrelatie zich kan ontwikkelen of kan ontsporen. Drie hulpverleners tonen aan de hand van praktijkvoorbeelden hoe de valkuilen eruit zien en hoe die met beleid kunnen worden omzeild. Doelgroepen: huisartsen, verpleeghuisartsen, psycho-sociale werkers, geestelijk verzorgers, managers transmurale zorg, vrijwilligers en andere belangstellenden.
|
![]() |
|||||
Top ![]() |
![]() |
|